Woestijnwind (Tamara McKinley)
Lang voordat de blanken voet aan land zetten in Australië, kenden de Aboriginals het belang van vuur dat het overschot aan oude vegetatie vernietigt en de cyclus van het leven in de wildernis van de outback de kans geeft opnieuw te ontkiemen en tot bloei te komen.
Als een vuurstorm een afgelegen en mogelijk verdeelde gemeenschap bedreigt, leidt dat tot angst en verwoestingen, maar slaat men de handen ineen met slechts één doel voor ogen: overleven. De nasleep van zo'n brand kan men benutten om een streep te zetten onder vetes, berouw en verdriet, en een nieuw leven op te bouwen waarin alleen dat wat het allerbelangrijkste is, wordt gekoesterd. In de as van het verleden ligt het zaad van een nieuw begin, van hoop op een toekomst die niet wordt overschaduwd door wat is geweest.
Hoofdstuk 1
BRISBANE 1946
Hij wist dat hij uit de toon viel in het slobberige pak dat een barmhartige samaritaan hem had gegeven, maar hij had geld op zak en het bewijs van ontslag uit militaire dienst in zijn plunjezak. Hij was een vrij man.
Het kwam niet alleen door de blikkerende glans van het water dat hij tranen in zijn ogen kreeg toen hij uitkeek over de Brisbane River en hij geneerde zich niet toen die tranen over zijn magere wangen biggelden. Hij had zo lang moeten wachten tot hij eindelijk had kunnen terugkeren naar Australië. Al die tijd had hij de geuren, beelden en klanken van zijn vaderland in zijn hoofd en hart bewaard als een zoete belofte die hem de kracht had gegeven de gruwelijke gevechten in de jungle en de ontberingen in het Japanse krijgsgevangenenkamp te doorstaan. Toch ervoer hij zijn thuiskomst niet als herwonnen vrijheid, want zelfs na de vele maanden van herstel in het ziekenhuis werd zijn geest nog gekweld door alles wat hij had meegemaakt, en nu moest hij de strijd aanbinden tegen een andere, onzichtbare vijand.
Hij was vierendertig en had dingen gezien waar geen enkel mens getuige van zou moeten zijn. Hij had het ergste van wat mensen elkaar kunnen aandoen overleefd om uiteindelijk te moeten horen dat er een kankergezwel in zijn verzwakte, gehavende lichaam zat en hij nu alsnog ging sterven. Het was alsof het leven met hem spotte. Bevend van woede om zijn wrede lot droogde hij zijn tranen en hervond met enige moeite zijn zelfbeheersing.
Toen hij zich weer in staat voelde de wereld tegemoet te treden, hing hij zijn plunjezak over zijn magere schouder, keerde de rivier de rug toe en ging op weg naar het station. Hij was die ochtend op eigen verzoek uit het ziekenhuis ontslagen, tegen het uitdrukkelijke advies van de chirurg in, al had hij de indruk gekregen dat de dokter er begrip voor had dat hij de tijd die hem restte wilde gebruiken om zoveel mogelijk van zijn vrijheid te genieten en te proberen zich met zijn lot te verzoenen.
Langzaam liep hij door de bruisende stad, vervuld van ontzag voor alle nieuwe gebouwen en het doelbewuste gedrag van de mensen. Het was overweldigend om vrij te zijn nadat hij zoveel jaren opgesloten had gezeten en bevelen had moeten opvolgen. Het lawaai van het verkeer en de jachtige manier waarop de mensen aan hem voorbijliepen werd hem bijna te veel. De stad was tijdens zijn afwezigheid net zo sterk veranderd als hijzelf. Hij was hier nu een vreemdeling, een man waar niemand op lette, een magere, oninteressante figuur waaraan men achteloos voorbijliep. Het gebrek aan belangstelling deerde hem niet, want zijn hart en geest waren gericht op een plek ver van hier, waar de stilte werd gevuld met het ruisen van de wind in de eucalyptussen en de weidse hemel zich uitstrekte boven een eindeloze vlakte van vruchtbare, rode aarde en ruig gras, waar het licht zo helder als glas was en de kangoeroesporen hem de weg naar huis zouden wijzen.
Zacht rommelde de donder boven de outback. Donkere wolken pakten zich samen boven de horizon. Het weerlicht boven de heuvels werd weerspiegeld in het laagstaande water van de rivieren en billabongs. Het was drukkend warm en de lucht was gevuld met de statische elektriciteit van de storm die zich ten zuidwesten van Morgan's Reach aan het ontwikkelen was. De boeren bestudeerden de inktzwarte lucht en deden schietgebedjes dat de storm ditmaal de regen zou brengen waar ze al drie jaar op wachtten.
Morgan's Reach dankt zijn bestaan aan een bron die zelfs in jarenlange droogteperioden blijft vloeien. De kleine nederzetting ligt diep in de outback van Queensland, ver van de doorgaande weg, aan het eind van een bochtig, oneffen karrenspoor. De hoofdstraat is breed genoeg voor een vierspan ossen, maar in de wildernis heb je niets anders dan de karrensporen van de veedrijvers en de paden van de Aboriginals en de wilde dieren. Er zijn geen wegwijzers naar Morgan's Reach, want wie op de grote schapen- en veeboerderijen in de omgeving werkt, weet waar het is en voor buitenstaanders blijft de nederzetting vanwege de geografische ligging verborgen, tenzij iemand er speciaal moet zijn.
Rebecca Jacksons grootvader, Rhys Morgan, was een ietwat excentrieke arts, ontdekkingsreiziger, avonturier en geldschieter toen hij in 1889 in deze afgelegen oase verzeild raakte. Hij besefte dat hij de perfecte locatie voor een plattelandsziekenhuis had gevonden, sloeg ter ere van zijn veertigste verjaardag de eerste paal voor de fundering en gaf de nederzetting zijn naam. Het enige wat hem ontbrak, was een vrouw.
Gwyneth Davies was twintig en ging gebukt onder de toenemende druk van haar ouders die haar wilden uithuwelijken aan een man die hun maatschappelijke positie in Brisbane zou verbeteren. Haar weerstand tegen dit onvermijdelijke lot begon net te wankelen toen ze Rhys Morgan letterlijk tegen het lijf liep voor de deur van de manufacturenwinkel. Tegen de tijd dat ze haar pakjes bij elkaar had geraapt en was ingegaan op zijn uitnodiging iets met hem te gebruiken in een nabijgelegen tearoom, was ze verliefd.
Ondanks haar stadse opvoeding was Gwyneth vanwege het Welshe bloed dat door haar aderen stroomde, niet voor een kleintje vervaard. Ze zag er niet tegenop om de rest van haar leven in de rimboe door te brengen, want ze had goede hoop dat haar daar, met deze opwindende man aan haar zijde, een groots avontuur wachtte. Ze was ook niet op haar mondje gevallen en toen ze het uit verweerd hout en plaatijzer vervaardigde krot zag waar haar echtgenoot haar in wilde laten wonen, maakte ze hem snel duidelijk dat daar niets van inkwam. Vervuld van ontzag voor de sterke jonge vrouw die hij had gehuwd, besefte Rhys dat hij, als hij haar wilde houden, snel een behoorlijk huis voor haar moest bouwen. Gwyneth hield met een scherp oog voor detail toezicht op het werk en toen het aan haar eisen voldeed, vulde ze het met de meubels die ze had meegebracht, stroopte haar mouwen op en begon aan haar nieuwe, uitdagende leven.
Tientallen jaren werkte ze zij aan zij met Rhys om de zieken te verzorgen en de stervenden te troosten. Ze verdroeg de vliegen en het stof in de verlaten uithoek van het gigantische continent en leerde bosbranden, overstromingen en droogte te overleven terwijl ze zes kinderen grootbracht en net zo lang bij het ministerie van Onderwijs zeurde tot er een leerkracht werd gestuurd naar de kleine school die ze in het centrum van het dorp had laten bouwen.
Rhys had de indrukwekkende leeftijd van negentig jaar bereikt toen zijn lichaam het in de lente van 1939 eindelijk aflegde tegen de ontberingen van de wildernis en de uitputtende eisen van zijn afgelegen plattelandsziekenhuis. Gwyneth verloor niet alleen haar echtgenoot, maar ook haar beste vriend en rouwde nu, zeven jaar later, nog steeds om hem. Ze was echter dankbaar dat hij vredig was ingeslapen in de wetenschap dat zijn oudste zoon Hugh zijn levenswerk voortzette en dat Hugh daarbij kon rekenen op de hulp en steun van zijn vrouw en dochter.
Het kleine plattelandsziekenhuis was sterk veranderd sinds die eerste jaren en in vele opzichten gemoderniseerd. In plaats van het gammele huisje dat slechts één kamer had gehad, beschikten ze nu over een stevig, houten gebouw dat een flink stuk van de stoffige weg af stond. Het had rondom brede veranda's en groen geschilderde luiken die op de heetste uren van de dag de zon buiten hielden. Binnen was er een ziekenzaal, een quarantainekamer, een behandelkamer met aangrenzend een kleine operatiezaal voor noodgevallen, een keuken en een badkamer met toilet. De instrumenten en medicijnen lagen opgeslagen in een voorraadkamer met een stevige deur die altijd op slot zat, en de radio met zend- en ontvangstinstallatie was verbonden met het huis ernaast waar Rebecca en haar zoontje Danny nu samen met haar ouders woonden.
Rebecca had alle luiken dichtgedaan tegen de drukkende hitte die boven de outback hing. Het was schemerig in de zaal en het had er betrekkelijk koel moeten zijn, maar de piepende plafondventilator kon niet veel uitrichten tegen deze hitte. Toen Rebecca langs de bedden liep om te zien hoe het met haar zes patiënten was, nam ze zich voor de ventilator zo snel mogelijk te laten smeren, want dat gepiep was om dol van te worden.
Haar gesteven schort maakte zachte kraakgeluidjes toen ze op haar schoenen met rubberen zolen door de zaal liep. Het kwam niet vaak voor dat alle bedden bezet waren, maar geen van de gevallen was zo ernstig dat ze de Flying Doctor moesten laten komen om iemand over te vliegen naar het ziekenhuis in Brisbane. De meeste patiënten konden zelfs morgen al naar huis. Alles was in orde, dus liet ze hen rustig een dutje doen en liep zelf naar de veranda.
De hitte trilde boven de brede, ongeplaveide straat. Er stond geen zuchtje wind, maar in de lucht hing een koperachtige geur die erop wees dat er onweer op komst was. De eucalyptussen stonden te verpieteren en de vogels waren stil. De zon brandde ongenadig op de golfplaten daken en het vergeelde gras. Ze hadden al drie jaar geen noemenswaardige regen gehad en het risico op bosbranden werd met de dag groter, terwijl de boeren op de omliggende vee- en schapenboerderijen steeds meer moeite hadden hun wegkwijnende kudden van voer en water te voorzien.
Rebecca deed het bovenste knoopje van haar blauw met wit gestreepte uniformjurk open, blij dat ze niet, zoals op de opleiding in Sydney, gesteven manchetten en een boordje hoefde te dragen. Ze keek op het horloge dat aan haar schort gespeld zat, wierp een blik op de donkere wolken die zich in het westen samenpakten en tuurde de uitgestorven weg af. Danny was nog niet in zicht, terwijl ze nog zo tegen hem had gezegd dat hij om twaalf uur thuis moest zijn.
Ze beet nerveus op haar lip toen ze terugdacht aan hun gesprek van die ochtend. Hij had koppig geweigerd naar haar te luisteren toen ze voor de zoveelste keer had geprobeerd hem duidelijk te maken dat zijn vader dood was en dat er geen enkele hoop bestond dat hij ooit nog zou terugkomen. Uiteindelijk was hij woedend het huis uit gerend. Ze was altijd ongerust als haar zoon de rimboe introk, vooral vanwege de reden waarom hij het deed. Ze had gehoopt dat hij, nu hij in Brisbane op kostschool zat, over zijn obsessieve gedrag heen zou komen en zou beseffen dat hij zich vasthield aan een kinderlijke fantasie, geboren uit een diep, hoopvol verlangen, maar er was nog steeds niets veranderd en tijdens de vakanties verviel hij gewoon weer in het oude patroon.
Ze duwde de hordeur open, verliet de beschaduwde veranda en daalde het trapje af, de hete zon in. Ze was gewend aan de extreme uitersten van het weer in de outback, want ze was in Morgan's Reach geboren en getogen en had vrijwel al haar dertig levensjaren hier doorgebracht, maar het ging haar niettemin aan het hart dat haar moeders tuin helemaal verdord was.
Ze stak het verpieterde gazon over, zag haar vaders oude pick-up voor de ingang van haar ouderlijk huis staan en trok de hordeur open die de veranda en het huis beschermden tegen vliegen en ander ongedierte. Er was niet veel veranderd sinds ze hier was opgegroeid, want de meubels waren dertig jaar geleden al net zo gehavend geweest en de gordijnen en vloerkleden waren inmiddels nog meer verschoten, maar dit was haar thuis en het toevluchtsoord dat Danny en zij hadden opgezocht toen duidelijk was geworden dat Adam niet uit de oorlog zou terugkeren.
Haar ouders zaten in de haveloze keuken. Op de tafel stonden de borden en bekers van hun haastige lunch. Hugh zag er moe uit en had wallen onder zijn ogen, in tegenstelling tot Jane die er in haar verpleegstersuniform net zo koel en elegant uitzag als altijd.
'Hebben jullie Danny gezien?' vroeg Rebecca.
Hugh schudde zijn hoofd. 'Ik ben net terug van Warratah Station en ben hem onderweg niet tegengekomen. Hoezo? Ben je hem weer eens kwijt?'
Rebecca knikte en liep terug naar de deur. 'Ik ga even kijken of hij bij oma zit.'
'Je maakt je veel te veel zorgen over die jongen,' zei Hugh geeuwend. 'Hij wordt morgen tien en hij kent de bush als zijn broekzak.'
Rebecca en haar moeder keken elkaar veelbetekenend aan, want zij deelden hun zorgen om Danny, zorgen die weinig te maken hadden met hoe goed hij de gevaren van de bush kende. 'Dat kan best zijn,' antwoordde ze, 'maar hij is ongehoorzaam. Hij doet precies waar hij zin in heeft. Het is hoog tijd dat hij leert naar me te luisteren.'
Ze ging naar buiten en stak de uitgestorven straat over. Haar oma Gwyn woonde in een klein huis dat op palen was gebouwd. Aan de achterzijde grensde het aan het bos en Danny kwam er graag. Hij vond het leuk om zijn overgrootmoeder te helpen haar menagerie van zieke en in de steek gelaten dieren te verzorgen en vond het heerlijk om te luisteren naar haar verhalen over hoe het vroeger was. Als hij daar niet was, zou ze naar de hutten van de inboorlingen aan de rand van de stad moeten gaan om te zien of Billy Blue ook verdwenen was. De jongens trokken altijd met elkaar op en ze durfde er iets onder te verwedden dat ze weer eens ergens kattenkwaad aan het uithalen waren.
Net toen ze de klink van het hek wilde oplichten, hoorde ze het onmiskenbare geluid van een snelrijdend voertuig. Toen ze omkeek, zag ze dat het Ben Freeman was, de plaatselijke brandweercommandant, en toen hij pal naast haar hard remde, wolkte het stof om haar heen.
Ze was blij hem te zien, maar fronste. 'Je wordt bedankt, Ben,' zei ze terwijl ze het stof van haar schort en jurk klopte. 'Ik heb dit net vanochtend schoon aangetrokken. Nu moet ik me gaan omkleden voordat ik terug kan gaan naar de zaal.'
'Sorry, Becky,' zei hij terwijl hij uit de auto sprong en op zijn gemak naar haar toe liep.
Hij zag er helemaal niet uit alsof het hem speet, zeker niet met die grijns op zijn gezicht, maar het was een grijns waar haar hart van oversloeg, dus vergaf ze hem meteen. 'Waarom heb je zo'n haast?' vroeg ze. Ze hield haar hand boven haar ogen tegen de zon toen ze haar blik snel over zijn stoffige laarzen, ruige werkbroek en het geruite overhemd dat over zijn brede borst spande liet gaan.
'Ik hoopte je in je lunchpauze te treffen,' antwoordde hij. Wat waren zijn ogen blauw onder de brede rand van zijn hoed. 'Ik wilde vragen of Danny en jij vanavond bij me komen eten.'
'Dat zou ik best willen, Ben, maar Danny is weer eens verdwenen en als ik hem heb gevonden, krijgt hij minstens twee dagen huisarrest.' Ze glimlachte erbij om haar weigering te verzachten. 'Het spijt me. Misschien een andere keer?'
Hij stak zijn handen in zijn zakken, leunde tegen de auto en sloeg zijn enkels over elkaar. 'Och ja, het kan natuurlijk wel wachten,' zei hij zachtjes, 'maar er is nu bijna een jaar verstreken, Becky. Ik had gehoopt dat we er een meer permanente relatie van konden maken.'
Ze liet toe dat hij haar hand pakte en haar naar zich toe trok. 'Dat gaan we ook doen, Ben. Ik beloof het,' antwoordde ze. 'Maar Danny zal eerst aan dat idee moeten wennen en daar is hij nog niet aan toe. Je zult nog eventjes geduldig moeten zijn.'
'Ik doe mijn best, Becky, maar het is niet makkelijk,' zei hij zachtjes.
De blik in zijn ogen was hypnotiserend en ze zag de dunne lijntjes die vanuit zijn ooghoeken uitwaaierden over de gebruinde huid van zijn gezicht. Ben was vijfendertig en erg knap om te zien. Zoals altijd kreeg ze het helemaal warm bij de gedachte dat hij van haar hield en met haar wilde trouwen en voor Danny zorgen, en die warmte had niets te maken met de brandende zon. 'Laten we volgende maand samen naar de picknickraces gaan,' zei ze. 'Dan hebben we een hele dag.'
'Goed. Zal ik jullie dan komen afhalen?'
Ze dacht erover na en schudde haar hoofd. 'Het is waarschijnlijk beter als we elkaar daarginds treffen.'
'Je hebt je toch niet bedacht? Over ons, bedoel ik?' Zijn gezicht betrok en twijfel maakte zijn ogen dof.
Ze keek snel om zich heen en kuste zijn wang. 'Helemaal niet,' verzekerde ze hem. 'Jij bent de man voor mij, Ben Freeman,' ging ze zachtjes door, 'en ik ben niet van plan je te verliezen, maar je weet hoe er hier wordt geroddeld. Ik wil dit liever nog een poosje onder ons houden, goed?'
Hij keek grinnikend op haar neer. 'Ik begrijp dat ik daar voorlopig genoegen mee moet nemen.'
Ze giechelde. 'Helaas wel. En nu moet ik echt Danny gaan zoeken.'
'Tot kijks dan,' zei hij spijtig. Toen ze knikte, trok hij zijn hoed wat dieper over zijn ogen en maakte het portier van de pick-up open. 'Ik zal naar hem uitkijken,' verzekerde hij haar, 'en als ik hem zie, breng ik hem wel thuis.'
Rebecca werd weer door een wolk stof omgeven toen hij wegreed. Ben had van zijn verloofde een 'Dear John'-brief gekregen toen hij tijdens de oorlog in Egypte zat en het was begrijpelijk dat hij zich begon af te vragen of Rebecca hun relatie wel echt serieus nam.
Ze slaakte een diepe zucht toen ze over het tuinpad naar de achterkant van haar grootmoeders huis liep. Ben en zij waren allebei door de oorlog geschaad, maar de tijd had hun wonden geheeld en nu waren ze er klaar voor om samen een nieuwe toekomst op te bouwen. Het probleem was Danny. Ze kon hun ontluikende liefde niet tot bloei laten komen voordat haar zoon had geaccepteerd dat zijn vader dood was.
Gwyneth voelde haar zevenenzeventig jaren goed vandaag, maar zou zich er niet door een paar ongemakken van laten weerhouden haar taken af te werken. Ze negeerde de pijn in haar knieën en schouders toen ze de laatste van de moederloze kangoeroebaby's de fles gaf en hem veilig en wel weer in het kussensloop liet zakken dat ze aan de balustrade van de veranda had geknoopt. Er hingen alles bij elkaar vier kussenslopen, bollend van hun langbenige vracht. Het kostte haar eigenlijk te veel tijd om voor al die kleintjes te zorgen en ze had nog zoveel te doen. Op momenten als dit miste ze Danny het meest en ze vroeg zich af waar hij uithing.
'Hallo, oma. Is Danny hier?'
Gwyneth draaide zich om, maar haar glimlach verstarde toen ze zag hoe bezorgd Rebecca keek. 'Hij is hier gisteravond geweest om Wally te voeden,' antwoordde ze, 'maar daarna heb ik hem niet meer gezien. Hoezo? Is hij weer met Billy Blue op stap?'
Rebecca beet op haar lip. 'Dat denk ik,' zei ze wrevelig. 'Reken maar dat die ongehoorzame vlegel straks een pak op zijn duvel krijgt!'
Gwyneth haalde haar schouders op alsof ze wilde zeggen dat Rebecca zich niet zo druk moest maken. 'Hij is negen,' zei ze. 'Jongens van negen doen zelden wat hun moeder zegt. Maak je geen zorgen, Rebecca, hij kent de bush door en door en komt wel thuis als hij honger krijgt.'
'Daar gaat het niet om en dat weet u best.' Er blonken tranen in Rebecca's blauwe ogen. Ze streek de losgeraakte lokken achter haar oren en sloeg haar armen over elkaar. 'Ik had gehoopt dat we een verbetering zouden zien nu hij een groot deel van het jaar op kostschool zit, maar hij is nog steeds niet bereid te accepteren dat...' Ze knipperde met haar ogen en drukte haar armen strak tegen haar lichaam. 'Ik heb vanochtend weer geprobeerd met hem te praten, maar hij weigerde te luisteren en is toen de deur uit gerend. Het lijkt wel alsof hij me wil straffen door steeds de rimboe in te trekken. Ik weet niet wat ik moet doen,' bekende ze op zachte toon.
Gwyneth dacht er het hare van, maar wist dat Rebecca toch niet naar haar zou luisteren. In veel opzichten waren Danny en zijn moeder precies hetzelfde, want ook Rebecca had er moeite mee andermans mening te accepteren, zelfs als het voor haar eigen bestwil was, maar haar kleindochter had de afgelopen jaren zoveel moeten doorstaan dat ze het verdiende om zoveel mogelijk hulp te krijgen. 'Ik zal nog een keertje met hem praten,' zei ze, 'maar reken niet op een wonder, Becky. Het valt niet mee om je met zoiets te moeten verzoenen.'
'George van Amy Blake is net zo oud als Danny en hij heeft zich er wél bij neergelegd dat zijn vader nooit meer terugkomt. Ik had gehoopt dat Danny zijn voorbeeld zou volgen nu ze samen in Brisbane op school zitten,' antwoordde Rebecca met een waterige glimlach.
'Danny is een intelligente jongen die overal diep over nadenkt,' zei Gwyneth nuchter, 'maar uiteindelijk zal hij de feiten moeten accepteren. Die dag zal heus komen, Becky, neem dat nou maar van mij aan.'
'Ik hoop het,' zei ze met een zucht. 'Het duurt nu al zo lang en elke keer dat hij door de bush gaat zwerven, beleef ik het allemaal opnieuw, terwijl ik er juist een streep onder moet zetten en opnieuw beginnen.'
Gwyneth keek haar kleindochter genegen aan. 'Dan moet je dat ook doen,' zei ze kordaat. 'Je bent nog jong en Ben Freeman is een degelijke vent.'
Rebecca kreeg een kleur. 'Hoe weet u het van Ben?'
Gwyneth lachte zachtjes. 'Ik word dan wel een jaartje ouder, maar ik ben niet blind en ook niet dom. Dacht je dat ik niet had gemerkt dat Ben de laatste tijd nogal vaak naar het dorp komt en dat ik niet had gezien hoe jij kijkt als hij in de buurt is?'
'Ik moet ervandoor,' zei Rebecca blozend. 'Pa is doodmoe van zijn nachtdienst en ma moet vanmiddag nog op huisbezoek. Als u die ongehoorzame zoon van me ziet, zegt u dan alstublieft dat hij moet maken dat hij thuiskomt. Anders zwaait er wat voor hem.'
Gwyneth keek haar na toen ze haastig vertrok. Ze wou dat ze iets voor haar kon doen, maar Rebecca's leven stond tijdelijk op een laag pitje en dat zou zo blijven tot Danny zich erbij zou neerleggen dat zijn vader dood was, maar tot nu toe was niemand erin geslaagd hem daarvan te overtuigen. 'Hoe we ook ons best doen,' mompelde ze in zichzelf, 'het kind weigert domweg te luisteren.'
Ze streek haar grijze haar weg van haar bezwete gezicht, veegde haar smoezelige handen af aan haar broek en trok haar bloes recht. Ze was nooit een vrouw geweest die veel gaf om mooie kleren en make-up en hier in de wildernis kwam je er snel achter dat het veel praktischer en prettiger was om op stevige schoenen te lopen en werkkleding te dragen die door veel gebruik zacht en gerieflijk was geworden. Niettemin had ze vandaag last van de warmte. Ze proefde het koper in de lucht en voelde de druk van de naderende storm – niet alleen die van de natuur, maar ook die binnen haar familie.
Piekerend over Rebecca's situatie pakte ze haar wandelstok en haar breedgerande hoed en liep ze voorzichtig het trapje van de veranda af om te controleren hoe het met de rest van de dieren was.
Het kippenhok en de volière stonden in de schaduw van de bomen achter in de tuin, waar het bos immer opdrong en de wilde geiten graasden. De hokken ernaast waren voor de gewonde en verweesde dieren die iedereen altijd automatisch bij haar bracht. Het kostte haar tegenwoordig uren om ze allemaal schoon te maken en de dieren te verzorgen.
Ze had momenteel een lori met een gebroken vleugel, twee moederloze jonge buidelratten, diverse soorten hagedissen met een verscheidenheid aan verwondingen, een rotskangoeroe die herstellende was van een lelijk abces, en een piepkleine wombat die ondanks de aanhoudende droogte was geboren en van de honger zou zijn omgekomen als ze hem niet in dat verlaten hol had gevonden.
De lori was bijna gereed om uit te vliegen en de buidelratten deden het ook heel goed. De hagedissen sliepen in de uitgeholde boomtakken, dus kon ze weinig over hun conditie zeggen, maar het abces van de kleine rotskangoeroe droogde al aardig op. Ze knikte tevreden, keek om zich heen en besefte dat Wally, de babywombat, was ontsnapt uit het nestje dat ze voor hem onder de veranda had gemaakt. Hij was zeker de bush ingetrokken om kattenkwaad uit te halen, net als Danny.
Nadat ze de kippen had gevoerd, bleef ze nog even onder de wijdvertakte bomen staan, blij met de schaduw, en liet haar blik over de omgeving gaan. Morgan's Reach was dan wel een geïsoleerd gehucht met een bevolking die verspreid over een enorm gebied woonde, maar het was niettemin een hechte gemeenschap die niet aan de tragische gevolgen van de oorlog was ontkomen. Toen de mannen gemobiliseerd werden, hadden ze de boerderijen overgelaten aan hun vrouwen, hun Aboriginal veedrijvers en het manvolk dat te oud of te jong was om in dienst te gaan, in het volle vertrouwen dat ze na de oorlog iets hadden om naar terug te keren. Maar net als Rebecca's Adam en Amy Blake's John waren velen niet teruggekomen en het gemis van de bekende gezichten deed nog steeds pijn.
Ze voelde de vertrouwde droefenis, maar gaf er niet aan toe omdat je daar niets mee opschoot. In plaats daarvan dacht ze terug aan een veel vroeger verleden. Morgan's Reach was gegroeid sinds ze hier vijftig jaar geleden met Rhys was aangekomen en er speelde een ironisch glimlachje om haar mond toen ze zich herinnerde wat een schok het was geweest toen ze had ontdekt dat het paradijs dat Rhys had afgeschilderd in werkelijkheid een armoedige verzameling houten huisjes, krotten van golfplaat en lemen hutten was.
Het ziekenhuis waar Rhys haar vol trots over had verteld, was een eenvoudig houten gebouwtje op palen met een veranda en een verzakt dak. Het huis waarin ze verwacht werd te gaan wonen, zag er niet veel beter uit. Het had geen deur, geen raam, een vloer die bestond uit aangestampte aarde, en de maaltijden moest ze in de openlucht bereiden op een fornuis dat buiten was opgesteld naast een wastobbe met wringer. Het was een verschil van dag en nacht met het luxe leventje dat ze in Brisbane had gehad en ze had Rhys in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat ze niet van plan was zich daarin te schikken.
Gwyneth grinnikte. Arme Rhys. Hij had niet geweten hoe wilskrachtig ze was, maar door de jaren heen had hij steeds meer waardering gekregen voor haar geestkracht. Ze kon terugkijken op een lang, gelukkig huwelijk dat nooit was verstoord door spijt of teleurstellingen.
Morgan's Reach had in die dagen een kleine kerk, een café en een winkel, die langs een oud karrenspoor stonden dat was verbreed ten behoeve van de kudden koeien en schapen die door de veedrijvers op weg naar de markt dwars door het dorp werden geleid om de dieren bij de bron te drenken, en voor de ossenwagens die beladen met balen wol en voorraden naar het dorp kwamen.
Het was in die tijd een ruig oord, vooral voor de weinige vrouwen, want de rondreizende schapenscheerders, ossenmenners en veedrijvers kwamen steevast naar het café om hun loon in drank om te zetten en met elkaar op de vuist te gaan voordat ze weer verder trokken. De plaatselijke Aboriginalstam koesterde grote achterdocht jegens de blanken en slechts weinigen van hen waagden zich ooit in het dorp. Ze hielden zich liever aan hun vertrouwde levenswijze in de omliggende kampen en verdwenen maandenlang als ze op walkabout gingen.
Gwyneth' gezicht kreeg een tevreden uitdrukking toen ze aan de veranderingen dacht die de afgelopen vijftig jaar langzaam waren doorgevoerd. De veedrijvers en schapenscheerders kwamen nog steeds om te drinken en te vechten, maar het dorp was een stuk fatsoenlijker geworden nu er meer vrouwen woonden, en de veel solider huizen hadden omheinde tuintjes en veranda's met gekleurde horren. De kleine kerk was nog hetzelfde – één ruimte met oude banken en een keukentafel als altaar – maar de pastoor hoefde niet meer in een tent te wonen, want de leden van de parochie hadden naast het kerkhof een mooi huis voor hem gebouwd.
Het schooltje deed in het weekend dienst als danszaal en 's avonds als clubhuis. Verder was er een smidse en een politiepost, al was het een beetje overdreven om die laatste zo te noemen, want Jake Webber gebruikte daarvoor gewoon zijn eigen voorkamer, en de arrestantencel was een hok dat aan de achterkant van zijn huis was aangebouwd.
Sommige Aboriginals hielden zich nog steeds aan hun traditionele leefwijze, maar de meesten woonden nu in houten huisjes op de plek waar vroeger hun nederzettingen waren geweest en waren langzaam maar zeker in de gemeenschap geïntegreerd. Ze werkten als knecht of veedrijver op de boerderijen en nadat Gwyneth onvermoeibaar op hen had ingepraat, waren velen zelfs zover gegaan hun kinderen naar school te sturen.
Bert en Sal, de eigenaars van The Dog and Drover, mochten volgens de wet geen inboorlingen bedienen in hun café, maar Bert wist daar wel een mouw aan te passen door de Aboriginals aan de achterkant van het gebouw bier te verkopen. Jammer genoeg kwam het daardoor nog vaker tot vechtpartijen, want de Aboriginals konden niet goed tegen alcohol. De dorpsbewoners hadden zich al vaak bij Jake beklaagd en geëist dat er iets aan gedaan werd dat Bert stiekem sterkedrank aan hen verkocht. Niet dat het veel zou uithalen, dacht Gwyneth meewarig, want de Aboriginals hadden inmiddels ontdekt hoe ze van vruchten en bladeren die in het bos te vinden waren, zelf alcoholische brouwsels konden maken.
Gwyneth draaide zich om en keek naar haar huis. Het oorspronkelijke huis was lang geleden door brand verwoest, en het huis dat ze daarna hadden gebouwd, was opgevreten door de termieten. Nu stond er een stevig houten huis op betonnen palen die aan de boven- en onderkant waren bedekt met staalplaat om het te beschermen tegen de witte mieren. Het had rondom een veranda waar je op warme dagen in de schaduw kon zitten en 's nachts redelijk koel kon slapen achter het secuur vastgespijkerde vliegengaas.
Danny en George Blake vonden het in de schoolvakanties heerlijk om daar te slapen, al wist Gwyneth dat ze 's nachts vaak stiekem op walkabout gingen, wat haar altijd grote zorgen baarde. Het was 's nachts gevaarlijk in het bos, zeker voor nieuwsgierige jongetjes, en ondanks dat ze meestal vergezeld werden van hun Aboriginal vriendje Billy, had Gwyneth in die nachten geen rust tot ze hen hoorde terugkomen.
Ze slaakte een diepe zucht. Haar eigen kinderen hadden het nest allang verlaten en zich over heel Australië verspreid. Ze zag hen zelden en had nu eigenlijk alleen nog maar contact met hen via haar achterkleindochter die kort geleden in de buurt was komen wonen.
Hugh, haar oudste zoon, was de enige die was teruggekomen nadat hij voor arts had gestudeerd, maar hij was nu achter in de vijftig en Gwyneth wist dat het hem allemaal een beetje te veel werd, niettegenstaande de Flying Doctor Service en de nimmer aflatende hulp van Jane en Rebecca. Ze hadden nog gehoopt dat zijn zoon Terrence de familietraditie zou voortzetten, maar Gwyneth betwijfelde dat ten zeerste, want ze had zijn echtgenote ontmoet en wist dat een vrouw als zij zich nooit aan het leven hier zou kunnen aanpassen.
Ze wist dat ze met dagdromen haar tijd stond te verbeuzelen, maar bleef nog heel eventjes staan, leunend op haar wandelstok, genietend van de betrekkelijke koelte in de schaduw van de bomen. De tuin stelde niet veel meer voor, zag ze, toen ze naar de sprietige pollen gras, de kale stukken rode grond en de woekerende lantana en het onkruid keek. Dan waren de weelderige gazons en de geurige rozentuin die ze zich uit haar jeugd herinnerde wel iets anders, maar dit was Wales niet en de hoeveelheid regen die ze de afgelopen drie jaar hadden gehad, was nog niet genoeg om een theekopje te vullen.
Bij de gedachte aan thee keerde ze terug naar het huis. Toen ze langs de grote vogelkooi kwam die een vaste plaats had naast de hordeur, werd ze begroet door de kakatoe met gele kuif die van wijlen haar man was geweest.
'Goei'dag, goei'dag, goei'dag,' riep hij, en hij zette zijn felgele kuif op terwijl hij zijn kop op en neer bewoog.
'Goei'dag, Coco,' antwoordde ze. Ze vulde zijn waterbakje bij en gaf hem een paar zaadjes.
'Mooie jongen, mooie jongen. Aaah!' Coco hipte heen en weer op zijn zitstok, verloor zijn evenwicht, maar wist weer overeind te komen door flink met zijn vleugels te fladderen. Zijn naam paste goed bij hem, want hij was een echte clown.
'Wat sloof je je weer uit,' zei ze genegen. 'Maar ik heb geen tijd om naar je malle fratsen te kijken. Ik moet een verjaardagstaart gaan bakken.'
Ze deed de binnenste hordeur open en liet hem achter zich dichtvallen toen ze het schemerige huis binnenging en naar de keuken liep. Ze had alle luiken gesloten om de zon buiten te houden, maar had geen licht nodig om te zien waar ze liep, want ze kende elke stoffige centimeter van het overvolle huis op haar duimpje.
Rhys had over de hele wereld gereisd voordat ze hem had ontmoet en had een grote verzameling aan artefacten en snuisterijen aangelegd. In Gwyneth' ogen was het meeste alleen maar rommel en niet iets wat je in je woonkamer uitstalde, maar ze had het niet over haar hart kunnen verkrijgen er ook maar íets van weg te doen toen hij was overleden en ze was er zo aan gewend alles om zich heen te hebben dat ze er eigenlijk helemaal geen erg meer in had.
Tot de verzameling behoorden schilden, speren en gekrompen hoofden uit Afrika; houten beeldjes uit India en de eilanden in de Zuidzee; de slagtand van een olifant, de hoorn van een neushoorn, stenen beeldjes uit Egypte en honderden boeken, tijdschriften, oude landkaarten en dagboeken. Laden en dozen waren gevuld met allerlei souvenirs en zijn bureau was nog precies zo rommelig als het op die ochtend zeven jaar geleden was geweest toen hij in zijn leren stoel was gaan zitten en voor de laatste keer was ingeslapen.
Gwyneth liep tussen dat alles door naar de keuken. Het vuur in het fornuis brandde, waardoor het er snikheet was, dus zette ze de luiken open in de hoop dat er een verkoelend briesje zou binnenkomen. Toen het licht naar binnen stroomde, zag ze tot haar grote ongenoegen dat Wally zich toegang had verschaft tot de voorraadkast en zich te goed deed aan haar laatste baal suiker.
'Stouterd,' zei ze boos. Oppassend voor zijn gevaarlijke voorpoten greep ze hem in zijn nekvel. 'Geen wonder dat je zo dik wordt.' Maar ze moest toch wel om hem lachen toen hij haar doodernstig aankeek en vol overgave de suiker van zijn neus en poten likte. Ze droeg hem naar de achterdeur en zette hem op de veranda. 'Wegwezen,' zei ze.
Wally keek haar treurig aan en trippelde toen verbolgen weg. Gwyneth keek hem na en verbaasde zich er weer over dat hij op malle o-benen met de naar binnen gekeerde poten niet voortdurend struikelde.
'En nu aan het werk,' zei ze gedecideerd.
Ze keerde terug naar de keuken, haar gedachten nu gericht op de verjaardagstaart. Danny was haar oogappel en wanneer hij naar kostschool was miste ze zijn brutale lach, zijn eindeloze vragen en zijn soms wat verontrustende theorieën over het leven.
Ze sprak zichzelf nuchter toe terwijl ze de rommel opruimde en de ingrediënten voor de taart begon af te wegen. Danny werd morgen tien en was te oud voor kinderlijke fantasieën en eigenlijk was het wel een beetje Rebecca's eigen schuld dat het probleem niet meteen ferm had aangepakt, zoals haar vriendin Amy.
Maar Amy's zoontje George was een rustig kind dat nooit vragen stelde en makkelijk overreden kon worden iets te accepteren. Danny, daarentegen, had van het begin af aan koppig geweigerd te geloven wat hem werd verteld en Gwyneth wist dat Rebecca heel diplomatiek te werk had moeten gaan sinds ze drie jaar geleden dat afschuwelijke telegram had gekregen. Ze hoopte van harte dat Danny op kostschool, ver van Morgan's Reach en in gezelschap van George, uiteindelijk zou begrijpen dat hij moest accepteren dat zijn vader dood was, maar na vanochtend begon ze daar steeds meer aan te twijfelen, en ze maakte zich grote zorgen.
Als een vuurstorm een afgelegen en mogelijk verdeelde gemeenschap bedreigt, leidt dat tot angst en verwoestingen, maar slaat men de handen ineen met slechts één doel voor ogen: overleven. De nasleep van zo'n brand kan men benutten om een streep te zetten onder vetes, berouw en verdriet, en een nieuw leven op te bouwen waarin alleen dat wat het allerbelangrijkste is, wordt gekoesterd. In de as van het verleden ligt het zaad van een nieuw begin, van hoop op een toekomst die niet wordt overschaduwd door wat is geweest.
Hoofdstuk 1
BRISBANE 1946
Hij wist dat hij uit de toon viel in het slobberige pak dat een barmhartige samaritaan hem had gegeven, maar hij had geld op zak en het bewijs van ontslag uit militaire dienst in zijn plunjezak. Hij was een vrij man.
Het kwam niet alleen door de blikkerende glans van het water dat hij tranen in zijn ogen kreeg toen hij uitkeek over de Brisbane River en hij geneerde zich niet toen die tranen over zijn magere wangen biggelden. Hij had zo lang moeten wachten tot hij eindelijk had kunnen terugkeren naar Australië. Al die tijd had hij de geuren, beelden en klanken van zijn vaderland in zijn hoofd en hart bewaard als een zoete belofte die hem de kracht had gegeven de gruwelijke gevechten in de jungle en de ontberingen in het Japanse krijgsgevangenenkamp te doorstaan. Toch ervoer hij zijn thuiskomst niet als herwonnen vrijheid, want zelfs na de vele maanden van herstel in het ziekenhuis werd zijn geest nog gekweld door alles wat hij had meegemaakt, en nu moest hij de strijd aanbinden tegen een andere, onzichtbare vijand.
Hij was vierendertig en had dingen gezien waar geen enkel mens getuige van zou moeten zijn. Hij had het ergste van wat mensen elkaar kunnen aandoen overleefd om uiteindelijk te moeten horen dat er een kankergezwel in zijn verzwakte, gehavende lichaam zat en hij nu alsnog ging sterven. Het was alsof het leven met hem spotte. Bevend van woede om zijn wrede lot droogde hij zijn tranen en hervond met enige moeite zijn zelfbeheersing.
Toen hij zich weer in staat voelde de wereld tegemoet te treden, hing hij zijn plunjezak over zijn magere schouder, keerde de rivier de rug toe en ging op weg naar het station. Hij was die ochtend op eigen verzoek uit het ziekenhuis ontslagen, tegen het uitdrukkelijke advies van de chirurg in, al had hij de indruk gekregen dat de dokter er begrip voor had dat hij de tijd die hem restte wilde gebruiken om zoveel mogelijk van zijn vrijheid te genieten en te proberen zich met zijn lot te verzoenen.
Langzaam liep hij door de bruisende stad, vervuld van ontzag voor alle nieuwe gebouwen en het doelbewuste gedrag van de mensen. Het was overweldigend om vrij te zijn nadat hij zoveel jaren opgesloten had gezeten en bevelen had moeten opvolgen. Het lawaai van het verkeer en de jachtige manier waarop de mensen aan hem voorbijliepen werd hem bijna te veel. De stad was tijdens zijn afwezigheid net zo sterk veranderd als hijzelf. Hij was hier nu een vreemdeling, een man waar niemand op lette, een magere, oninteressante figuur waaraan men achteloos voorbijliep. Het gebrek aan belangstelling deerde hem niet, want zijn hart en geest waren gericht op een plek ver van hier, waar de stilte werd gevuld met het ruisen van de wind in de eucalyptussen en de weidse hemel zich uitstrekte boven een eindeloze vlakte van vruchtbare, rode aarde en ruig gras, waar het licht zo helder als glas was en de kangoeroesporen hem de weg naar huis zouden wijzen.
Zacht rommelde de donder boven de outback. Donkere wolken pakten zich samen boven de horizon. Het weerlicht boven de heuvels werd weerspiegeld in het laagstaande water van de rivieren en billabongs. Het was drukkend warm en de lucht was gevuld met de statische elektriciteit van de storm die zich ten zuidwesten van Morgan's Reach aan het ontwikkelen was. De boeren bestudeerden de inktzwarte lucht en deden schietgebedjes dat de storm ditmaal de regen zou brengen waar ze al drie jaar op wachtten.
Morgan's Reach dankt zijn bestaan aan een bron die zelfs in jarenlange droogteperioden blijft vloeien. De kleine nederzetting ligt diep in de outback van Queensland, ver van de doorgaande weg, aan het eind van een bochtig, oneffen karrenspoor. De hoofdstraat is breed genoeg voor een vierspan ossen, maar in de wildernis heb je niets anders dan de karrensporen van de veedrijvers en de paden van de Aboriginals en de wilde dieren. Er zijn geen wegwijzers naar Morgan's Reach, want wie op de grote schapen- en veeboerderijen in de omgeving werkt, weet waar het is en voor buitenstaanders blijft de nederzetting vanwege de geografische ligging verborgen, tenzij iemand er speciaal moet zijn.
Rebecca Jacksons grootvader, Rhys Morgan, was een ietwat excentrieke arts, ontdekkingsreiziger, avonturier en geldschieter toen hij in 1889 in deze afgelegen oase verzeild raakte. Hij besefte dat hij de perfecte locatie voor een plattelandsziekenhuis had gevonden, sloeg ter ere van zijn veertigste verjaardag de eerste paal voor de fundering en gaf de nederzetting zijn naam. Het enige wat hem ontbrak, was een vrouw.
Gwyneth Davies was twintig en ging gebukt onder de toenemende druk van haar ouders die haar wilden uithuwelijken aan een man die hun maatschappelijke positie in Brisbane zou verbeteren. Haar weerstand tegen dit onvermijdelijke lot begon net te wankelen toen ze Rhys Morgan letterlijk tegen het lijf liep voor de deur van de manufacturenwinkel. Tegen de tijd dat ze haar pakjes bij elkaar had geraapt en was ingegaan op zijn uitnodiging iets met hem te gebruiken in een nabijgelegen tearoom, was ze verliefd.
Ondanks haar stadse opvoeding was Gwyneth vanwege het Welshe bloed dat door haar aderen stroomde, niet voor een kleintje vervaard. Ze zag er niet tegenop om de rest van haar leven in de rimboe door te brengen, want ze had goede hoop dat haar daar, met deze opwindende man aan haar zijde, een groots avontuur wachtte. Ze was ook niet op haar mondje gevallen en toen ze het uit verweerd hout en plaatijzer vervaardigde krot zag waar haar echtgenoot haar in wilde laten wonen, maakte ze hem snel duidelijk dat daar niets van inkwam. Vervuld van ontzag voor de sterke jonge vrouw die hij had gehuwd, besefte Rhys dat hij, als hij haar wilde houden, snel een behoorlijk huis voor haar moest bouwen. Gwyneth hield met een scherp oog voor detail toezicht op het werk en toen het aan haar eisen voldeed, vulde ze het met de meubels die ze had meegebracht, stroopte haar mouwen op en begon aan haar nieuwe, uitdagende leven.
Tientallen jaren werkte ze zij aan zij met Rhys om de zieken te verzorgen en de stervenden te troosten. Ze verdroeg de vliegen en het stof in de verlaten uithoek van het gigantische continent en leerde bosbranden, overstromingen en droogte te overleven terwijl ze zes kinderen grootbracht en net zo lang bij het ministerie van Onderwijs zeurde tot er een leerkracht werd gestuurd naar de kleine school die ze in het centrum van het dorp had laten bouwen.
Rhys had de indrukwekkende leeftijd van negentig jaar bereikt toen zijn lichaam het in de lente van 1939 eindelijk aflegde tegen de ontberingen van de wildernis en de uitputtende eisen van zijn afgelegen plattelandsziekenhuis. Gwyneth verloor niet alleen haar echtgenoot, maar ook haar beste vriend en rouwde nu, zeven jaar later, nog steeds om hem. Ze was echter dankbaar dat hij vredig was ingeslapen in de wetenschap dat zijn oudste zoon Hugh zijn levenswerk voortzette en dat Hugh daarbij kon rekenen op de hulp en steun van zijn vrouw en dochter.
Het kleine plattelandsziekenhuis was sterk veranderd sinds die eerste jaren en in vele opzichten gemoderniseerd. In plaats van het gammele huisje dat slechts één kamer had gehad, beschikten ze nu over een stevig, houten gebouw dat een flink stuk van de stoffige weg af stond. Het had rondom brede veranda's en groen geschilderde luiken die op de heetste uren van de dag de zon buiten hielden. Binnen was er een ziekenzaal, een quarantainekamer, een behandelkamer met aangrenzend een kleine operatiezaal voor noodgevallen, een keuken en een badkamer met toilet. De instrumenten en medicijnen lagen opgeslagen in een voorraadkamer met een stevige deur die altijd op slot zat, en de radio met zend- en ontvangstinstallatie was verbonden met het huis ernaast waar Rebecca en haar zoontje Danny nu samen met haar ouders woonden.
Rebecca had alle luiken dichtgedaan tegen de drukkende hitte die boven de outback hing. Het was schemerig in de zaal en het had er betrekkelijk koel moeten zijn, maar de piepende plafondventilator kon niet veel uitrichten tegen deze hitte. Toen Rebecca langs de bedden liep om te zien hoe het met haar zes patiënten was, nam ze zich voor de ventilator zo snel mogelijk te laten smeren, want dat gepiep was om dol van te worden.
Haar gesteven schort maakte zachte kraakgeluidjes toen ze op haar schoenen met rubberen zolen door de zaal liep. Het kwam niet vaak voor dat alle bedden bezet waren, maar geen van de gevallen was zo ernstig dat ze de Flying Doctor moesten laten komen om iemand over te vliegen naar het ziekenhuis in Brisbane. De meeste patiënten konden zelfs morgen al naar huis. Alles was in orde, dus liet ze hen rustig een dutje doen en liep zelf naar de veranda.
De hitte trilde boven de brede, ongeplaveide straat. Er stond geen zuchtje wind, maar in de lucht hing een koperachtige geur die erop wees dat er onweer op komst was. De eucalyptussen stonden te verpieteren en de vogels waren stil. De zon brandde ongenadig op de golfplaten daken en het vergeelde gras. Ze hadden al drie jaar geen noemenswaardige regen gehad en het risico op bosbranden werd met de dag groter, terwijl de boeren op de omliggende vee- en schapenboerderijen steeds meer moeite hadden hun wegkwijnende kudden van voer en water te voorzien.
Rebecca deed het bovenste knoopje van haar blauw met wit gestreepte uniformjurk open, blij dat ze niet, zoals op de opleiding in Sydney, gesteven manchetten en een boordje hoefde te dragen. Ze keek op het horloge dat aan haar schort gespeld zat, wierp een blik op de donkere wolken die zich in het westen samenpakten en tuurde de uitgestorven weg af. Danny was nog niet in zicht, terwijl ze nog zo tegen hem had gezegd dat hij om twaalf uur thuis moest zijn.
Ze beet nerveus op haar lip toen ze terugdacht aan hun gesprek van die ochtend. Hij had koppig geweigerd naar haar te luisteren toen ze voor de zoveelste keer had geprobeerd hem duidelijk te maken dat zijn vader dood was en dat er geen enkele hoop bestond dat hij ooit nog zou terugkomen. Uiteindelijk was hij woedend het huis uit gerend. Ze was altijd ongerust als haar zoon de rimboe introk, vooral vanwege de reden waarom hij het deed. Ze had gehoopt dat hij, nu hij in Brisbane op kostschool zat, over zijn obsessieve gedrag heen zou komen en zou beseffen dat hij zich vasthield aan een kinderlijke fantasie, geboren uit een diep, hoopvol verlangen, maar er was nog steeds niets veranderd en tijdens de vakanties verviel hij gewoon weer in het oude patroon.
Ze duwde de hordeur open, verliet de beschaduwde veranda en daalde het trapje af, de hete zon in. Ze was gewend aan de extreme uitersten van het weer in de outback, want ze was in Morgan's Reach geboren en getogen en had vrijwel al haar dertig levensjaren hier doorgebracht, maar het ging haar niettemin aan het hart dat haar moeders tuin helemaal verdord was.
Ze stak het verpieterde gazon over, zag haar vaders oude pick-up voor de ingang van haar ouderlijk huis staan en trok de hordeur open die de veranda en het huis beschermden tegen vliegen en ander ongedierte. Er was niet veel veranderd sinds ze hier was opgegroeid, want de meubels waren dertig jaar geleden al net zo gehavend geweest en de gordijnen en vloerkleden waren inmiddels nog meer verschoten, maar dit was haar thuis en het toevluchtsoord dat Danny en zij hadden opgezocht toen duidelijk was geworden dat Adam niet uit de oorlog zou terugkeren.
Haar ouders zaten in de haveloze keuken. Op de tafel stonden de borden en bekers van hun haastige lunch. Hugh zag er moe uit en had wallen onder zijn ogen, in tegenstelling tot Jane die er in haar verpleegstersuniform net zo koel en elegant uitzag als altijd.
'Hebben jullie Danny gezien?' vroeg Rebecca.
Hugh schudde zijn hoofd. 'Ik ben net terug van Warratah Station en ben hem onderweg niet tegengekomen. Hoezo? Ben je hem weer eens kwijt?'
Rebecca knikte en liep terug naar de deur. 'Ik ga even kijken of hij bij oma zit.'
'Je maakt je veel te veel zorgen over die jongen,' zei Hugh geeuwend. 'Hij wordt morgen tien en hij kent de bush als zijn broekzak.'
Rebecca en haar moeder keken elkaar veelbetekenend aan, want zij deelden hun zorgen om Danny, zorgen die weinig te maken hadden met hoe goed hij de gevaren van de bush kende. 'Dat kan best zijn,' antwoordde ze, 'maar hij is ongehoorzaam. Hij doet precies waar hij zin in heeft. Het is hoog tijd dat hij leert naar me te luisteren.'
Ze ging naar buiten en stak de uitgestorven straat over. Haar oma Gwyn woonde in een klein huis dat op palen was gebouwd. Aan de achterzijde grensde het aan het bos en Danny kwam er graag. Hij vond het leuk om zijn overgrootmoeder te helpen haar menagerie van zieke en in de steek gelaten dieren te verzorgen en vond het heerlijk om te luisteren naar haar verhalen over hoe het vroeger was. Als hij daar niet was, zou ze naar de hutten van de inboorlingen aan de rand van de stad moeten gaan om te zien of Billy Blue ook verdwenen was. De jongens trokken altijd met elkaar op en ze durfde er iets onder te verwedden dat ze weer eens ergens kattenkwaad aan het uithalen waren.
Net toen ze de klink van het hek wilde oplichten, hoorde ze het onmiskenbare geluid van een snelrijdend voertuig. Toen ze omkeek, zag ze dat het Ben Freeman was, de plaatselijke brandweercommandant, en toen hij pal naast haar hard remde, wolkte het stof om haar heen.
Ze was blij hem te zien, maar fronste. 'Je wordt bedankt, Ben,' zei ze terwijl ze het stof van haar schort en jurk klopte. 'Ik heb dit net vanochtend schoon aangetrokken. Nu moet ik me gaan omkleden voordat ik terug kan gaan naar de zaal.'
'Sorry, Becky,' zei hij terwijl hij uit de auto sprong en op zijn gemak naar haar toe liep.
Hij zag er helemaal niet uit alsof het hem speet, zeker niet met die grijns op zijn gezicht, maar het was een grijns waar haar hart van oversloeg, dus vergaf ze hem meteen. 'Waarom heb je zo'n haast?' vroeg ze. Ze hield haar hand boven haar ogen tegen de zon toen ze haar blik snel over zijn stoffige laarzen, ruige werkbroek en het geruite overhemd dat over zijn brede borst spande liet gaan.
'Ik hoopte je in je lunchpauze te treffen,' antwoordde hij. Wat waren zijn ogen blauw onder de brede rand van zijn hoed. 'Ik wilde vragen of Danny en jij vanavond bij me komen eten.'
'Dat zou ik best willen, Ben, maar Danny is weer eens verdwenen en als ik hem heb gevonden, krijgt hij minstens twee dagen huisarrest.' Ze glimlachte erbij om haar weigering te verzachten. 'Het spijt me. Misschien een andere keer?'
Hij stak zijn handen in zijn zakken, leunde tegen de auto en sloeg zijn enkels over elkaar. 'Och ja, het kan natuurlijk wel wachten,' zei hij zachtjes, 'maar er is nu bijna een jaar verstreken, Becky. Ik had gehoopt dat we er een meer permanente relatie van konden maken.'
Ze liet toe dat hij haar hand pakte en haar naar zich toe trok. 'Dat gaan we ook doen, Ben. Ik beloof het,' antwoordde ze. 'Maar Danny zal eerst aan dat idee moeten wennen en daar is hij nog niet aan toe. Je zult nog eventjes geduldig moeten zijn.'
'Ik doe mijn best, Becky, maar het is niet makkelijk,' zei hij zachtjes.
De blik in zijn ogen was hypnotiserend en ze zag de dunne lijntjes die vanuit zijn ooghoeken uitwaaierden over de gebruinde huid van zijn gezicht. Ben was vijfendertig en erg knap om te zien. Zoals altijd kreeg ze het helemaal warm bij de gedachte dat hij van haar hield en met haar wilde trouwen en voor Danny zorgen, en die warmte had niets te maken met de brandende zon. 'Laten we volgende maand samen naar de picknickraces gaan,' zei ze. 'Dan hebben we een hele dag.'
'Goed. Zal ik jullie dan komen afhalen?'
Ze dacht erover na en schudde haar hoofd. 'Het is waarschijnlijk beter als we elkaar daarginds treffen.'
'Je hebt je toch niet bedacht? Over ons, bedoel ik?' Zijn gezicht betrok en twijfel maakte zijn ogen dof.
Ze keek snel om zich heen en kuste zijn wang. 'Helemaal niet,' verzekerde ze hem. 'Jij bent de man voor mij, Ben Freeman,' ging ze zachtjes door, 'en ik ben niet van plan je te verliezen, maar je weet hoe er hier wordt geroddeld. Ik wil dit liever nog een poosje onder ons houden, goed?'
Hij keek grinnikend op haar neer. 'Ik begrijp dat ik daar voorlopig genoegen mee moet nemen.'
Ze giechelde. 'Helaas wel. En nu moet ik echt Danny gaan zoeken.'
'Tot kijks dan,' zei hij spijtig. Toen ze knikte, trok hij zijn hoed wat dieper over zijn ogen en maakte het portier van de pick-up open. 'Ik zal naar hem uitkijken,' verzekerde hij haar, 'en als ik hem zie, breng ik hem wel thuis.'
Rebecca werd weer door een wolk stof omgeven toen hij wegreed. Ben had van zijn verloofde een 'Dear John'-brief gekregen toen hij tijdens de oorlog in Egypte zat en het was begrijpelijk dat hij zich begon af te vragen of Rebecca hun relatie wel echt serieus nam.
Ze slaakte een diepe zucht toen ze over het tuinpad naar de achterkant van haar grootmoeders huis liep. Ben en zij waren allebei door de oorlog geschaad, maar de tijd had hun wonden geheeld en nu waren ze er klaar voor om samen een nieuwe toekomst op te bouwen. Het probleem was Danny. Ze kon hun ontluikende liefde niet tot bloei laten komen voordat haar zoon had geaccepteerd dat zijn vader dood was.
Gwyneth voelde haar zevenenzeventig jaren goed vandaag, maar zou zich er niet door een paar ongemakken van laten weerhouden haar taken af te werken. Ze negeerde de pijn in haar knieën en schouders toen ze de laatste van de moederloze kangoeroebaby's de fles gaf en hem veilig en wel weer in het kussensloop liet zakken dat ze aan de balustrade van de veranda had geknoopt. Er hingen alles bij elkaar vier kussenslopen, bollend van hun langbenige vracht. Het kostte haar eigenlijk te veel tijd om voor al die kleintjes te zorgen en ze had nog zoveel te doen. Op momenten als dit miste ze Danny het meest en ze vroeg zich af waar hij uithing.
'Hallo, oma. Is Danny hier?'
Gwyneth draaide zich om, maar haar glimlach verstarde toen ze zag hoe bezorgd Rebecca keek. 'Hij is hier gisteravond geweest om Wally te voeden,' antwoordde ze, 'maar daarna heb ik hem niet meer gezien. Hoezo? Is hij weer met Billy Blue op stap?'
Rebecca beet op haar lip. 'Dat denk ik,' zei ze wrevelig. 'Reken maar dat die ongehoorzame vlegel straks een pak op zijn duvel krijgt!'
Gwyneth haalde haar schouders op alsof ze wilde zeggen dat Rebecca zich niet zo druk moest maken. 'Hij is negen,' zei ze. 'Jongens van negen doen zelden wat hun moeder zegt. Maak je geen zorgen, Rebecca, hij kent de bush door en door en komt wel thuis als hij honger krijgt.'
'Daar gaat het niet om en dat weet u best.' Er blonken tranen in Rebecca's blauwe ogen. Ze streek de losgeraakte lokken achter haar oren en sloeg haar armen over elkaar. 'Ik had gehoopt dat we een verbetering zouden zien nu hij een groot deel van het jaar op kostschool zit, maar hij is nog steeds niet bereid te accepteren dat...' Ze knipperde met haar ogen en drukte haar armen strak tegen haar lichaam. 'Ik heb vanochtend weer geprobeerd met hem te praten, maar hij weigerde te luisteren en is toen de deur uit gerend. Het lijkt wel alsof hij me wil straffen door steeds de rimboe in te trekken. Ik weet niet wat ik moet doen,' bekende ze op zachte toon.
Gwyneth dacht er het hare van, maar wist dat Rebecca toch niet naar haar zou luisteren. In veel opzichten waren Danny en zijn moeder precies hetzelfde, want ook Rebecca had er moeite mee andermans mening te accepteren, zelfs als het voor haar eigen bestwil was, maar haar kleindochter had de afgelopen jaren zoveel moeten doorstaan dat ze het verdiende om zoveel mogelijk hulp te krijgen. 'Ik zal nog een keertje met hem praten,' zei ze, 'maar reken niet op een wonder, Becky. Het valt niet mee om je met zoiets te moeten verzoenen.'
'George van Amy Blake is net zo oud als Danny en hij heeft zich er wél bij neergelegd dat zijn vader nooit meer terugkomt. Ik had gehoopt dat Danny zijn voorbeeld zou volgen nu ze samen in Brisbane op school zitten,' antwoordde Rebecca met een waterige glimlach.
'Danny is een intelligente jongen die overal diep over nadenkt,' zei Gwyneth nuchter, 'maar uiteindelijk zal hij de feiten moeten accepteren. Die dag zal heus komen, Becky, neem dat nou maar van mij aan.'
'Ik hoop het,' zei ze met een zucht. 'Het duurt nu al zo lang en elke keer dat hij door de bush gaat zwerven, beleef ik het allemaal opnieuw, terwijl ik er juist een streep onder moet zetten en opnieuw beginnen.'
Gwyneth keek haar kleindochter genegen aan. 'Dan moet je dat ook doen,' zei ze kordaat. 'Je bent nog jong en Ben Freeman is een degelijke vent.'
Rebecca kreeg een kleur. 'Hoe weet u het van Ben?'
Gwyneth lachte zachtjes. 'Ik word dan wel een jaartje ouder, maar ik ben niet blind en ook niet dom. Dacht je dat ik niet had gemerkt dat Ben de laatste tijd nogal vaak naar het dorp komt en dat ik niet had gezien hoe jij kijkt als hij in de buurt is?'
'Ik moet ervandoor,' zei Rebecca blozend. 'Pa is doodmoe van zijn nachtdienst en ma moet vanmiddag nog op huisbezoek. Als u die ongehoorzame zoon van me ziet, zegt u dan alstublieft dat hij moet maken dat hij thuiskomt. Anders zwaait er wat voor hem.'
Gwyneth keek haar na toen ze haastig vertrok. Ze wou dat ze iets voor haar kon doen, maar Rebecca's leven stond tijdelijk op een laag pitje en dat zou zo blijven tot Danny zich erbij zou neerleggen dat zijn vader dood was, maar tot nu toe was niemand erin geslaagd hem daarvan te overtuigen. 'Hoe we ook ons best doen,' mompelde ze in zichzelf, 'het kind weigert domweg te luisteren.'
Ze streek haar grijze haar weg van haar bezwete gezicht, veegde haar smoezelige handen af aan haar broek en trok haar bloes recht. Ze was nooit een vrouw geweest die veel gaf om mooie kleren en make-up en hier in de wildernis kwam je er snel achter dat het veel praktischer en prettiger was om op stevige schoenen te lopen en werkkleding te dragen die door veel gebruik zacht en gerieflijk was geworden. Niettemin had ze vandaag last van de warmte. Ze proefde het koper in de lucht en voelde de druk van de naderende storm – niet alleen die van de natuur, maar ook die binnen haar familie.
Piekerend over Rebecca's situatie pakte ze haar wandelstok en haar breedgerande hoed en liep ze voorzichtig het trapje van de veranda af om te controleren hoe het met de rest van de dieren was.
Het kippenhok en de volière stonden in de schaduw van de bomen achter in de tuin, waar het bos immer opdrong en de wilde geiten graasden. De hokken ernaast waren voor de gewonde en verweesde dieren die iedereen altijd automatisch bij haar bracht. Het kostte haar tegenwoordig uren om ze allemaal schoon te maken en de dieren te verzorgen.
Ze had momenteel een lori met een gebroken vleugel, twee moederloze jonge buidelratten, diverse soorten hagedissen met een verscheidenheid aan verwondingen, een rotskangoeroe die herstellende was van een lelijk abces, en een piepkleine wombat die ondanks de aanhoudende droogte was geboren en van de honger zou zijn omgekomen als ze hem niet in dat verlaten hol had gevonden.
De lori was bijna gereed om uit te vliegen en de buidelratten deden het ook heel goed. De hagedissen sliepen in de uitgeholde boomtakken, dus kon ze weinig over hun conditie zeggen, maar het abces van de kleine rotskangoeroe droogde al aardig op. Ze knikte tevreden, keek om zich heen en besefte dat Wally, de babywombat, was ontsnapt uit het nestje dat ze voor hem onder de veranda had gemaakt. Hij was zeker de bush ingetrokken om kattenkwaad uit te halen, net als Danny.
Nadat ze de kippen had gevoerd, bleef ze nog even onder de wijdvertakte bomen staan, blij met de schaduw, en liet haar blik over de omgeving gaan. Morgan's Reach was dan wel een geïsoleerd gehucht met een bevolking die verspreid over een enorm gebied woonde, maar het was niettemin een hechte gemeenschap die niet aan de tragische gevolgen van de oorlog was ontkomen. Toen de mannen gemobiliseerd werden, hadden ze de boerderijen overgelaten aan hun vrouwen, hun Aboriginal veedrijvers en het manvolk dat te oud of te jong was om in dienst te gaan, in het volle vertrouwen dat ze na de oorlog iets hadden om naar terug te keren. Maar net als Rebecca's Adam en Amy Blake's John waren velen niet teruggekomen en het gemis van de bekende gezichten deed nog steeds pijn.
Ze voelde de vertrouwde droefenis, maar gaf er niet aan toe omdat je daar niets mee opschoot. In plaats daarvan dacht ze terug aan een veel vroeger verleden. Morgan's Reach was gegroeid sinds ze hier vijftig jaar geleden met Rhys was aangekomen en er speelde een ironisch glimlachje om haar mond toen ze zich herinnerde wat een schok het was geweest toen ze had ontdekt dat het paradijs dat Rhys had afgeschilderd in werkelijkheid een armoedige verzameling houten huisjes, krotten van golfplaat en lemen hutten was.
Het ziekenhuis waar Rhys haar vol trots over had verteld, was een eenvoudig houten gebouwtje op palen met een veranda en een verzakt dak. Het huis waarin ze verwacht werd te gaan wonen, zag er niet veel beter uit. Het had geen deur, geen raam, een vloer die bestond uit aangestampte aarde, en de maaltijden moest ze in de openlucht bereiden op een fornuis dat buiten was opgesteld naast een wastobbe met wringer. Het was een verschil van dag en nacht met het luxe leventje dat ze in Brisbane had gehad en ze had Rhys in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat ze niet van plan was zich daarin te schikken.
Gwyneth grinnikte. Arme Rhys. Hij had niet geweten hoe wilskrachtig ze was, maar door de jaren heen had hij steeds meer waardering gekregen voor haar geestkracht. Ze kon terugkijken op een lang, gelukkig huwelijk dat nooit was verstoord door spijt of teleurstellingen.
Morgan's Reach had in die dagen een kleine kerk, een café en een winkel, die langs een oud karrenspoor stonden dat was verbreed ten behoeve van de kudden koeien en schapen die door de veedrijvers op weg naar de markt dwars door het dorp werden geleid om de dieren bij de bron te drenken, en voor de ossenwagens die beladen met balen wol en voorraden naar het dorp kwamen.
Het was in die tijd een ruig oord, vooral voor de weinige vrouwen, want de rondreizende schapenscheerders, ossenmenners en veedrijvers kwamen steevast naar het café om hun loon in drank om te zetten en met elkaar op de vuist te gaan voordat ze weer verder trokken. De plaatselijke Aboriginalstam koesterde grote achterdocht jegens de blanken en slechts weinigen van hen waagden zich ooit in het dorp. Ze hielden zich liever aan hun vertrouwde levenswijze in de omliggende kampen en verdwenen maandenlang als ze op walkabout gingen.
Gwyneth' gezicht kreeg een tevreden uitdrukking toen ze aan de veranderingen dacht die de afgelopen vijftig jaar langzaam waren doorgevoerd. De veedrijvers en schapenscheerders kwamen nog steeds om te drinken en te vechten, maar het dorp was een stuk fatsoenlijker geworden nu er meer vrouwen woonden, en de veel solider huizen hadden omheinde tuintjes en veranda's met gekleurde horren. De kleine kerk was nog hetzelfde – één ruimte met oude banken en een keukentafel als altaar – maar de pastoor hoefde niet meer in een tent te wonen, want de leden van de parochie hadden naast het kerkhof een mooi huis voor hem gebouwd.
Het schooltje deed in het weekend dienst als danszaal en 's avonds als clubhuis. Verder was er een smidse en een politiepost, al was het een beetje overdreven om die laatste zo te noemen, want Jake Webber gebruikte daarvoor gewoon zijn eigen voorkamer, en de arrestantencel was een hok dat aan de achterkant van zijn huis was aangebouwd.
Sommige Aboriginals hielden zich nog steeds aan hun traditionele leefwijze, maar de meesten woonden nu in houten huisjes op de plek waar vroeger hun nederzettingen waren geweest en waren langzaam maar zeker in de gemeenschap geïntegreerd. Ze werkten als knecht of veedrijver op de boerderijen en nadat Gwyneth onvermoeibaar op hen had ingepraat, waren velen zelfs zover gegaan hun kinderen naar school te sturen.
Bert en Sal, de eigenaars van The Dog and Drover, mochten volgens de wet geen inboorlingen bedienen in hun café, maar Bert wist daar wel een mouw aan te passen door de Aboriginals aan de achterkant van het gebouw bier te verkopen. Jammer genoeg kwam het daardoor nog vaker tot vechtpartijen, want de Aboriginals konden niet goed tegen alcohol. De dorpsbewoners hadden zich al vaak bij Jake beklaagd en geëist dat er iets aan gedaan werd dat Bert stiekem sterkedrank aan hen verkocht. Niet dat het veel zou uithalen, dacht Gwyneth meewarig, want de Aboriginals hadden inmiddels ontdekt hoe ze van vruchten en bladeren die in het bos te vinden waren, zelf alcoholische brouwsels konden maken.
Gwyneth draaide zich om en keek naar haar huis. Het oorspronkelijke huis was lang geleden door brand verwoest, en het huis dat ze daarna hadden gebouwd, was opgevreten door de termieten. Nu stond er een stevig houten huis op betonnen palen die aan de boven- en onderkant waren bedekt met staalplaat om het te beschermen tegen de witte mieren. Het had rondom een veranda waar je op warme dagen in de schaduw kon zitten en 's nachts redelijk koel kon slapen achter het secuur vastgespijkerde vliegengaas.
Danny en George Blake vonden het in de schoolvakanties heerlijk om daar te slapen, al wist Gwyneth dat ze 's nachts vaak stiekem op walkabout gingen, wat haar altijd grote zorgen baarde. Het was 's nachts gevaarlijk in het bos, zeker voor nieuwsgierige jongetjes, en ondanks dat ze meestal vergezeld werden van hun Aboriginal vriendje Billy, had Gwyneth in die nachten geen rust tot ze hen hoorde terugkomen.
Ze slaakte een diepe zucht. Haar eigen kinderen hadden het nest allang verlaten en zich over heel Australië verspreid. Ze zag hen zelden en had nu eigenlijk alleen nog maar contact met hen via haar achterkleindochter die kort geleden in de buurt was komen wonen.
Hugh, haar oudste zoon, was de enige die was teruggekomen nadat hij voor arts had gestudeerd, maar hij was nu achter in de vijftig en Gwyneth wist dat het hem allemaal een beetje te veel werd, niettegenstaande de Flying Doctor Service en de nimmer aflatende hulp van Jane en Rebecca. Ze hadden nog gehoopt dat zijn zoon Terrence de familietraditie zou voortzetten, maar Gwyneth betwijfelde dat ten zeerste, want ze had zijn echtgenote ontmoet en wist dat een vrouw als zij zich nooit aan het leven hier zou kunnen aanpassen.
Ze wist dat ze met dagdromen haar tijd stond te verbeuzelen, maar bleef nog heel eventjes staan, leunend op haar wandelstok, genietend van de betrekkelijke koelte in de schaduw van de bomen. De tuin stelde niet veel meer voor, zag ze, toen ze naar de sprietige pollen gras, de kale stukken rode grond en de woekerende lantana en het onkruid keek. Dan waren de weelderige gazons en de geurige rozentuin die ze zich uit haar jeugd herinnerde wel iets anders, maar dit was Wales niet en de hoeveelheid regen die ze de afgelopen drie jaar hadden gehad, was nog niet genoeg om een theekopje te vullen.
Bij de gedachte aan thee keerde ze terug naar het huis. Toen ze langs de grote vogelkooi kwam die een vaste plaats had naast de hordeur, werd ze begroet door de kakatoe met gele kuif die van wijlen haar man was geweest.
'Goei'dag, goei'dag, goei'dag,' riep hij, en hij zette zijn felgele kuif op terwijl hij zijn kop op en neer bewoog.
'Goei'dag, Coco,' antwoordde ze. Ze vulde zijn waterbakje bij en gaf hem een paar zaadjes.
'Mooie jongen, mooie jongen. Aaah!' Coco hipte heen en weer op zijn zitstok, verloor zijn evenwicht, maar wist weer overeind te komen door flink met zijn vleugels te fladderen. Zijn naam paste goed bij hem, want hij was een echte clown.
'Wat sloof je je weer uit,' zei ze genegen. 'Maar ik heb geen tijd om naar je malle fratsen te kijken. Ik moet een verjaardagstaart gaan bakken.'
Ze deed de binnenste hordeur open en liet hem achter zich dichtvallen toen ze het schemerige huis binnenging en naar de keuken liep. Ze had alle luiken gesloten om de zon buiten te houden, maar had geen licht nodig om te zien waar ze liep, want ze kende elke stoffige centimeter van het overvolle huis op haar duimpje.
Rhys had over de hele wereld gereisd voordat ze hem had ontmoet en had een grote verzameling aan artefacten en snuisterijen aangelegd. In Gwyneth' ogen was het meeste alleen maar rommel en niet iets wat je in je woonkamer uitstalde, maar ze had het niet over haar hart kunnen verkrijgen er ook maar íets van weg te doen toen hij was overleden en ze was er zo aan gewend alles om zich heen te hebben dat ze er eigenlijk helemaal geen erg meer in had.
Tot de verzameling behoorden schilden, speren en gekrompen hoofden uit Afrika; houten beeldjes uit India en de eilanden in de Zuidzee; de slagtand van een olifant, de hoorn van een neushoorn, stenen beeldjes uit Egypte en honderden boeken, tijdschriften, oude landkaarten en dagboeken. Laden en dozen waren gevuld met allerlei souvenirs en zijn bureau was nog precies zo rommelig als het op die ochtend zeven jaar geleden was geweest toen hij in zijn leren stoel was gaan zitten en voor de laatste keer was ingeslapen.
Gwyneth liep tussen dat alles door naar de keuken. Het vuur in het fornuis brandde, waardoor het er snikheet was, dus zette ze de luiken open in de hoop dat er een verkoelend briesje zou binnenkomen. Toen het licht naar binnen stroomde, zag ze tot haar grote ongenoegen dat Wally zich toegang had verschaft tot de voorraadkast en zich te goed deed aan haar laatste baal suiker.
'Stouterd,' zei ze boos. Oppassend voor zijn gevaarlijke voorpoten greep ze hem in zijn nekvel. 'Geen wonder dat je zo dik wordt.' Maar ze moest toch wel om hem lachen toen hij haar doodernstig aankeek en vol overgave de suiker van zijn neus en poten likte. Ze droeg hem naar de achterdeur en zette hem op de veranda. 'Wegwezen,' zei ze.
Wally keek haar treurig aan en trippelde toen verbolgen weg. Gwyneth keek hem na en verbaasde zich er weer over dat hij op malle o-benen met de naar binnen gekeerde poten niet voortdurend struikelde.
'En nu aan het werk,' zei ze gedecideerd.
Ze keerde terug naar de keuken, haar gedachten nu gericht op de verjaardagstaart. Danny was haar oogappel en wanneer hij naar kostschool was miste ze zijn brutale lach, zijn eindeloze vragen en zijn soms wat verontrustende theorieën over het leven.
Ze sprak zichzelf nuchter toe terwijl ze de rommel opruimde en de ingrediënten voor de taart begon af te wegen. Danny werd morgen tien en was te oud voor kinderlijke fantasieën en eigenlijk was het wel een beetje Rebecca's eigen schuld dat het probleem niet meteen ferm had aangepakt, zoals haar vriendin Amy.
Maar Amy's zoontje George was een rustig kind dat nooit vragen stelde en makkelijk overreden kon worden iets te accepteren. Danny, daarentegen, had van het begin af aan koppig geweigerd te geloven wat hem werd verteld en Gwyneth wist dat Rebecca heel diplomatiek te werk had moeten gaan sinds ze drie jaar geleden dat afschuwelijke telegram had gekregen. Ze hoopte van harte dat Danny op kostschool, ver van Morgan's Reach en in gezelschap van George, uiteindelijk zou begrijpen dat hij moest accepteren dat zijn vader dood was, maar na vanochtend begon ze daar steeds meer aan te twijfelen, en ze maakte zich grote zorgen.