De doodskist is ontegenzeglijk een gevaar voor de openbare gezondheid en veiligheid. Niet alleen staat hij midden in de hal waar hij het zicht belemmert op de opgezette alk, de negentiende-eeuwse plattegrond van King’s Lynn en het ietwat stoffige olieverfschilderij van Lord Percival Smith, de oprichter van het museum, maar de houten wanden zijn gezwollen en half verrot, waardoor het lijkt alsof de lugubere inhoud ieder moment naar buiten kan gaan puilen. Bezoekers zouden het een vervelend en zelfs weerzinwekkend obstakel vinden, maar er zijn vandaag geen bezoekers in het Smith Museum. Er zijn zelden bezoekers. De conservator, Neil Topham, staat in de hoek van de hal met een machteloze houding naar de bollende kist te staren. De twee politieagenten die hem hebben gebracht, lijken niet geneigd er verder nog iets mee te willen doen. Transpirerend en rebels staan ze in hun beschermende wegwerpoveralls onder de stoffige kroonluchter die ooit aan het museum is gedoneerd door Lady Caroline Smith (1884-1960). ‘U kunt hem hier niet laten staan,’ zegt Neil. ‘De opdracht was deze kist naar het Smith Museum te brengen,’ zegt de jongste van de twee, agent Roy ‘Rocky’ Taylor. ‘Maar u kunt hem niet midden in de hal laten staan,’ zegt Neil. ‘Hij moet naar Streekgeschiedenis.’ ‘Is dat boven?’ vraagt de oudere agent, brigadier Tom Henty. ‘Nee, op de begane grond.’ ‘Dan boft u. We zouden die kist niet de trap op gezeuld hebben, ziet u. Onze vakbond verbiedt dat.’ Neil vraagt zich af of de man hem in de maling neemt. Hebben politiemensen werkelijk een vakbond? Hij kijkt toe als de twee mannen hun last weer optillen en die, nagestaard door een veelvoud aan glazen ogen, door de afdeling Natuurlijke Historie naar een kleinere zaal met schilderijen van ‘Norfolk door de eeuwen heen’ dragen. In het midden van deze zaal staat een schragentafel waar de agenten de kist op neerzetten. Alstublieft,’ zegt Taylor hijgend. ‘Denk erom, niet openmaken,’ waarschuwt Henty hem. ‘U moet op de hoge pieten wachten.’ ‘Ja, ik weet het,’ zegt Neil, maar hij loert met een hongerige blik naar de kist waarvan het gebarsten deksel hem misschien alvast een glimp zal gunnen van de gruwelen die hij bevat. ‘Hoofdinspecteur Whitcliffe is al onderweg.’ ‘Komt de baas ook?’ vraagt Taylor. Hoewel Whitcliffe de hoogste rang heeft, is voor Taylor en diens collega’s is toch inspecteur Harry Nelson de baas. ‘Nee,’ zegt Henty. ‘Dit is niks voor hem. Bovendien komen er straks ook journalisten en je weet wat een hekel hij aan die lui heeft.’ ‘Er komt ook iemand van de universiteit,’ zegt Neil. ‘Doctor Ruth Galloway, het hoofd van de faculteit voor Forensische Archeologie. De kist wordt onder haar supervisie geopend.’ ‘Doctor Galloway? Die ken ik,’ zegt Henty. ‘Erg goed in haar vak.’ ‘Het is bijzonder opwindend,’ zegt Neil. Weer kijkt hij met die begerige blik naar de doodskist. ‘Ieder zijn meug,’ zegt Henty. ‘Kom, Rocky, terug naar het bureau. We kunnen hier niet de hele dag staan lanterfanten.’